Tuesday, February 07, 2006

Net afgemaakt stukje uit mijn roman-to-be

Voor wie niet meeleest, heb ik een korte passage gecopy-pasted uit het verhaal dat ik aan het schrijven ben.

Uit hoofdstuk 8:

Snel doet hij het kleine klapraampje van zijn kamer open. Gezeik, denkt hij, als hij zich Johnny voor de geest haalt die hem weer komt vertellen dat hij op zijn kamer niet mag roken. Ja, Johnny, waar was die eigenlijk vandaag? Als hij zijn peuk uit het raam heeft geduwd, pakt hij zijn horloge van het bed. Het is kwart voor één. Kut, ze zijn al aan het eten, denkt hij. Jonathan besluit later te gaan, bang voor de starende blikken van zijn medepatiënten bij het betreden van de eetkamer. Later, als iedereen weg is. Hoeft hij ook niet te bidden. Of nou ja, bidden... gepast stil zijn. Hij trekt zijn gympies aan, loopt naar de rookruimte en schenkt een glas koffie in. Nagenoeg koude koffie, want de deksel van de zwarte bemorste thermoskan zit los. Alles gaat in glazen hier, valt hem op. Koffie, thee, sinaasappelsap, druivensap, soep, sinas. Waarom wordt hier eigenlijk geen cola gedronken? vraagt hij zich af. Hij doet twee papieren buisjes suiker en een buisje melk bij zijn koffie en begint zo driftig te roeren dat hij op zijn joggingbroek knoeit. Dan is hij met zijn gedachten weer bij het verraad. Hij steekt nog een Camel op en kijkt dan naar de jongen met de blauwgroene honkbalpet. Die zit tegen de achtermuur van het vertrek, wippend op een houten stoel met een rood kussen. En heeft kennelijk ook geen behoefte om met de groep te eten. Hij rookt Javaanse Jongens halfzwaar en heeft zich zeker een week, misschien langer, niet geschoren. Jonathan staat op. De jongen negeert hem. Jonathan staart door de grote ruit van de gezelschapsruimte naar het gras en de heg buiten, het veldje in aanplant. Hij kijkt naar de lucht, de donkere wolken van waaruit zeker nog die avond regen zal vallen. Hij denkt aan Merwin. Die nu waarschijnlijk dood is. Terwijl zijn vrouw hém, Jonathan, nodig heeft. Hij zal de oude vrouw moeten troosten. En hij zal duizend keer sorry moeten zeggen. Hij zal bij haar moeten gaan wonen en voor haar moeten zorgen. Haar moeten bevredigen tot hij erbij neervalt. Dat is hij hem verschuldigd. Dat is hij hun verschuldigd. Want hij heeft Merwin vermoord. Gewoon door hem te verraden. “Hé, zoek je wat?” Jonathan schrikt en kijkt naar de ogen onder de pet. Die knipperen kalmerend, maar staan wild. Boos.
“Hé”, zegt Jonathan. “Hoe gaat het?”
“Ik dacht eerst dat je een grote sukkel was, maar nu zie ik dat je net zo bent als ik.”
Jonathan schrikt, maar krijgt niets uit zijn keel. Hij kucht een keer, schraapt nog eens om zijn vraag te herhalen, maar bedenkt zich dan. “Hoezo? In welk opzicht?”
“Je bent ook in staat om te zien wat er fout gaat.”
“Ik weet niet waar je het over hebt”, zegt Jonathan. Hij zwijgt even en kijkt de jongen aan. “Wat fout gaat? D'r gaat toch niks fout? Waarom zit jij hier?”
“Ik heb een vriend van me zien doodgaan. Vorige week. Out door het blowen, en daarna nooit meer wakker geworden. Het bloemetje gezien en pats, weg.”
Jonathan krijgt een beeld van een in hoog tempo groeiende bloem die bestaat uit cirkels die steeds toenemen in aantal en veranderen van kleur. Het bloemetje zien en dan sterven, denkt hij. Hij kijkt naar het gezicht onder de pet. “Had jij ook geblowd?”

”Ja, en ik heb het bloemetje ook gezien. Daarom zit ik hier.”
“Ik heb een medesjamaan verraden.”
“Ja, dat dacht ik al, toen je daarnet voor dat raam naar de lucht stond te kijken. Maar een sjamaan is gewoon een therapeut hoor. Die betaal je om jou te helpen. Meer niet.”
“Ja.” Jonathan begrijpt het niet. Moest hij Merwin dan betalen voor de droom? Was dat het? En wat wist deze gozer hiervan? Was hij op de hoogte? Was hij soms belast met de beveiliging van dit geheim? Even krijgt hij een heldere gedachte. De vriend van de pet was doodgegaan na het blowen, had hij net gezegd. Maar dat kon helemaal niet, weet Jonathan. Dat was nog nooit gebeurd. De pet had gelogen. En voor Jonathans geestesoog verschijnt een jongen op een matras die na een etmaal slaap langzaam overeind komt en om zich heen kijkt. Hij zoekt de pet, denkt Jonathan. Maar de pet was al doorgedraaid en vertrokken. De pet had zich schromelijk vergist en was daar nu de dupe van.
“... en als je een therapeut betaalt voor zijn diensten, valt er niets te verraden”, klinkt het uit de mond van de jongen met de honkbalpet. Jonathan is er weer bij. Hij kijkt naar de kleren van zijn medepatiënt. Spijkerbroek, All Stars eronder, t-shirt met DRUGS ARE DOPE erop, geknoopt armbandje van leer. Geen horloge. Openhangend spijkerjack in bijna hetzelfde blauw als zijn broek.

“Ik zal me even voorstellen. Ik heet Jonathan, en jij?”
“Ik heet geen Jonathan”, zegt de pet. Hij glimlacht. Jonathan moet ook lachen, zij het enigszins gemankeerd. “Loop even met me mee”, zegt de jongen. Waarna hij Jonathan voorgaat, de hal in loopt en de deur naar de binnenplaats opendoet. “Hierheen”, fluistert hij, terwijl hij Jonathan een tikje op zijn onderarm geeft. Het is koud en door de donkere bewolking lijkt het wel alsof de schemering zich aandient.

0 Comments:

Post a Comment

<< Home